Je eigen bed bij je, een koelkastje met eten en drinken en met je eigen kampeerspullen gaan en staan waar je wilt. Het is een onweerstaanbaar bezit zo’n camper. En sinds vorige zomer populairder dan ooit. Zelfgebouwd, zelfgekocht of compleet gerestaureerd: zeven bezitters van een kampeerauto.
Je eigen bed bij je, een koelkastje met eten en drinken en met je eigen kampeerspullen gaan en staan waar je wilt. Het is een onweerstaanbaar bezit zo’n camper. En sinds vorige zomer populairder dan ooit. Zelfgebouwd, zelfgekocht of compleet gerestaureerd: zeven bezitters van een kampeerauto.
Als de Weinsberg-camperbus voor de twééde keer vast is komen te staan in het zompige grasveld van een camping, het gevolg van een combinatie van wekenlange regenbuien en onervarenheid van de huurders, wordt het een van de twee debuterende camperaars allemaal even te veel. Hij gaat een wandeling maken. Stoom afblazen. Hij gelooft het wel met die camper, ze zoeken het maar uit.
De twee vakantiegangers zijn in Limburg neergestreken, in Epen. De optelsom na vijf dagen pakt niet positief uit. In It Heidenskip (Friesland, het is er schitterend ondanks alles) had de trekker van de boer er op de dag na Pinksteren al een keer aan te pas moeten komen om het roadtripje in eigen land te kunnen vervolgen.
Op naar het zuiden dan maar. In Epen, in het dal van de Geul, is de Weinsberg, de bijna 5 meter lange camper die van veel gemakken is voorzien, een kachel bijvoorbeeld die elke avond staat te loeien, diep in de klei weggezakt. De banden draaien door alsof ze zijn bezeten, maar de camper verroert zich niet. De boer weet gelukkig raad.
In het nabijgelegen Gulpen rijdt de camperdebutant nog dezelfde dag bij het inparkeren hard tegen een paaltje. Inschattingsfoutje. Een stuk plastic boven het linkerachterwiel knapt af als een rietje. Vanonder hun paraplu’s kijken een paar medekampeerders geamuseerd toe.
Het is een experiment. Iedereen had het plotseling over campers en over campervakanties, niet alleen 60-plussers zoals voorheen, maar ook dertigers en veertigers, ouders met jonge kinderen ook. Er was iets nieuws ontdekt, een uiterst aantrekkelijke uitweg in coronatijden.
Eén woord klinkt het vaakst, als het over campers gaat. Dat woord is vrijheid. In een camper is de vrijheid – dit hoor je héél vaak beweren – zelfs ‘ultiem’. De kop boven een stuk in de Volkskrant in mei over de toenemende populariteit van campervakanties: ‘Met een camper op jacht naar de ultieme vrijheid’.
Het gaat daarbij ook om kleine dingen, qua vrijheid. De meeste (fabrieks)campers hebben een toilet aan boord. Dat was erg handig, vanwege corona, in een tijd van gesloten sanitairgebouwen op campings. In een camper zit men logischerwijs in de eigen bubbel. Keihard feit, ook: met een camper kun je binnen een kwartier met je hele hebben en houden op pad, op weg naar de vermeende vrijheid.
Nicole en hond Duvel in de camper
Jamel, Nula en Elise in hun Fiat Ducato uit 1985
De snelle groei van de camperindustrie begon een jaar of vijf geleden en is sinds de pandemie onstuimig te noemen. Ook dit jaar worden alle verkooprecords verbroken. Begin augustus maakte de Bond Van Automobielhandelaren en Garagehouders (Bovag) bekend dat tot 1 augustus al 2.394 nieuwe campers zijn verkocht, bijna net zoveel als in het kalenderjaar 2020 (2.412).
Ten opzichte van de eerste zeven maanden van 2020 bedroeg de verkoopstijging 32 procent. In dezelfde periode wisselden bovendien ruim 23 duizend tweedehandscampers van eigenaar (plus 28 procent). De vraag is groot, het lijkt de huizenmarkt wel, ook vanwege de woekerprijzen die worden gevraagd.
De goeie ouwe caravan heeft er een geduchte concurrent bij gekregen. In juli werd in Nederland de 154 duizendste camper geregistreerd. Vergeleken met tien jaar geleden is dat een verdubbeling. De Nederlandse Kampeerauto Club (NKC), een platform dat camperaars op allerhande gebieden terzijde staat, is met ruim 58 duizend leden de grootste van Europa.
Het sullige woord ‘kampeerauto’ is al lang geleden vervangen door het pittige ‘camper’. Ook het werkwoord ‘camperen’ is een officieel woord geworden. De NKC diende in 2014 een verzoek in om de woorden ‘camperaar’ en ‘camperen’ te laten opnemen in de Van Dale en werd al een jaar later op zijn wenken bediend. Camperen is ‘kamperen, rondtrekken met een camper’, een camperaar ‘iemand die met een camper op vakantie gaat’.
Nederland, camperland. In een uitzending op AD.nl gaf directeur Stan Stolwerk van de NKC in juni een toelichting op de stijgende populariteit. Geconfronteerd met het aloude vooroordeel (camperbezitters zijn de jongsten niet meer en vakanties op vier wielen hebben een stoffig imago) zei Stolwerk dat het eerste deel van de stelling klopt: het merendeel van de eigenaren zijn nog steeds vijftigplussers.
Waarna hij zich haastte om te verklaren dat van het stoffige imago niks klopt. Integendeel, mensen die er op uit trekken met een camping zijn ‘avontuurlijk’. Ze wandelen, fietsen en gaan naar musea, volgens de NKC, en zijn ‘nieuwsgierig naar allerlei zaken in de hele wereld’.
En dan die vrijheid. Die is ‘volledig’, met een camper. Nog een voordeel: ‘Je hebt je eigen bed bij je’ en hoeft niet ‘acht uur op de Route du Soleil te rijden om je vakantiebestemming te bereiken’. Plus: ‘Als het in de Ardennen of de Ardeche slecht weer is kun je gewoon vertrekken, want met een camper zit nergens aan vast’.
De camper is toegankelijker geworden, dat ook. Kopen is niet meer nodig en bovendien niet voor iedereen weggelegd want voor een knappe tweedehands camper moet al gauw 20 duizend euro worden neergelegd. Deelplatforms in Airbnb-stijl bieden een alternatief. Op camptoo.nl, paulcamper.nl, goboony.nl en indiecampers.nl bieden particulieren hun campers te huur aan. Goedkoop is dat niet, met huurprijzen van gemiddeld 100 euro per dag.
Dan heb je wel de beschikking over een klein rijdend huis, met gas, water en licht, een toilet, een douche soms, een behoorlijk bed, een keukentje en stoelen die lekker zitten – heel wat anders dan de eerste campers die in Nederland verschenen, de zogenaamde hippiebusjes.
Dat waren veelal bontgekleurde Volkswagenbusjes, omgebouwd of herontworpen, waarmee hippies en andere avonturiers in de jaren zeventig de grenzen over gingen. Wie de meeste moed had, kachelde via Perzië, Afghanistan en Pakistan naar India en Nepal, anderen namen genoegen met Spanje of Marokko.
Het gevoel is hetzelfde gebleven. ‘Gaan en staan waar je busje je bracht, sprak tot de verbeelding’, schrijft Hans Buiter in een boek over Nederlanders en kamperen dat vorig jaar verscheen, Naar buiten. Begin jaren zeventig legde Het Parool de lezers uit dat de camper een ‘soort minibus’ is, ‘die helemaal is ingericht voor verblijf, compleet met keukeninrichting, toilet, warm water en douches’.
In 1975 waren voor het eerst campers te zien op de Caravan RAI in Amsterdam. Het waren showmodellen, tentoongesteld door vliegmaatschappijen die zo reclame maakten voor camperreizen in het land van oorsprong: Amerika. In de jaren tachtig en negentig maakten tienduizenden Nederlanders in Amerika een camperreis.
Aan het eind van de vorige eeuw begon de opmars in Nederland. ‘Gebruikers waarderen de grotere vrijheid en de mogelijkheden om ook buiten campings te overnachten’, aldus Buiter in Naar buiten.
Paul en Antoinette met hun 44-jaar oude Airstream
Gerjanne en Erik op Boerderijcamping Varsenen in Ommen
Het is niet alles goud wat er blinkt, ondanks de ultieme vrijheid – al zal het ervaren camperaars niet snel overkomen dat hun voertuig tot twee keer toe onwrikbaar vast komt te zitten in modderig grasland. Maar campers hebben tegenwoordig veel snufjes en alles kan kapot.
Op Camperpret, een populaire pagina op Facebook (meer dan 15 duizend leden) , gaat er geregeld van alles mis. Soms blijkt het probleem geen probleem te zijn: ‘Verdorie heb ik 6 liter super in mijn dieseltank getankt. Wat te doen?’
Een man vraagt of iemand een verklaring/oplossing heeft voor de ‘grijze (verticale) strepen die zich onder een aantal raampartijen bevinden’. Een ander is sinds kort ‘de zeer blije eigenaar van oud campertje’, maar heeft heel veel vragen. ‘Bijvoorbeeld, hoe kan je het gootsteentje schoon krijgen, of is dat onmogelijk?’
Bij een foto van een onduidelijk voorwerp: ‘Hallo allemaal, dit onderdeeltje viel uit de luifel. Aan de kant van poten. Iemand een idee, ik kan er geen tweede van vinden’.
Ook: ‘Hallo camperaars, we zijn toch maar op weg naar huis, dit lampje brandde vanmorgen alleen bij in z’n achteruit zetten (Fiat Ducato automaat 2004), maar nu constant. Weet iemand wat het betekent, hartelijk dank voor het meedenken, allemaal een fijne dag.’
Dus zo vreemd is het niet als in de Weinsberg-bus de waterpomp om de haverklap geluiden begint te maken. Verhuurder Ferdinand, bij het ophalen van de camper: ‘Jullie gaan me vast een paar keer bellen met technische vragen, want dat doet iedereen.’
Het probleem wordt na een telefonisch consult snel opgelost. Het komt allemaal goed. De boeren brengen hun trekkers in stelling, de schade vanwege de misrekening bij het inparkeren valt reuze mee en het weer klaart op.
Op een middelgrote camping vlakbij Valkenburg – het is vóór de overstromingen – blijkt camperen ook een feest te kunnn zijn, met je eigen plek onder de zon, vriendelijke mede-camperaars en koude witte wijn uit de koelkast. De ultieme vrijheid wordt niet gevonden, maar dat is misschien ook wat veel gevraagd.
Jeanne: ‘Vijf jaar geleden overleed mijn man en ben ik er alleen voor komen te staan. Cor was ook alleen komen te staan, een jaar of drie geleden. We kwamen elkaar tegen en zijn samen verder gegaan. We wonen in Oosterhout schuin tegenover elkaar. Toevallig hadden we allebei een café, wij midden in de stad, hij aan de rand met een pension erbij.
‘Hij had deze camper al. Door de ziekte van zijn vrouw kwam er van reizen niet veel meer, maar we hebben het samen weer opgepakt. Het is een luxe camper, met een oven, een diepvriezer, airco en tv. En er zitten hydraulische poten onder. Even op het knopje drukken en hij staat gelijk waterpas.
‘Ik ben erdoor gegrepen. Ik blijk een fanatieke camperaar te zijn en ik hou van de vrijheid. Bevalt het niet? Hup, we gaan verder. Zin om te lunchen? We gaan ergens op een leuk plekje staan, zetten de stoeltjes buiten en maken een soepje. Broodje erbij, klaar. En als het weer wat minder is blijven we gewoon binnen zitten.’
Cor: ‘Zij heeft op een gegeven moment een cursus gevolgd om ook in de camper te kunnen rijden. Het is een grote wagen hè, ruim zeven meter. Sindsdien is ze bijna niet meer achter het stuur vandaan geweest. Ik had best vrachtwagenchauffeur kunnen worden, zegt ze nu.’
Jeanne: ‘Het is een genot om samen onderweg te zijn’.
Paul Wolthuis: ‘Ik heb dat ding gekocht op eBay. Tot mijn verbazing bleek ik was de hoogste bieder. Oké, wat nu? De camper kwam uit Alaska en stond in Seattle. In februari 2018 zijn we naar Seattle gevlogen. Het was gokken, voor hetzelfde geld was het helemaal niks geweest.
‘Van Seattle zijn we naar Miami gereden, een dikke 4.500 kilometer. Het was noodweer, in het begin kwamen we in sneeuwstormen terecht, maar als je hem in Miami op de boot zet is dat een stuk goedkoper dan vanaf de andere kant van Amerika. Zes weken later zagen we de camper terug in de haven van Antwerpen.
‘Ik hou van Amerika en van Amerikaanse campers, vanwege het comfort. Rembekrachtiging, stuurbekrachtiging, airco, dat zit in elke Amerikaan, ook in de oude. En ik vind het leuk om zo’n ding op te knappen. Van dit model rijden er wereldwijd nog maar een stuk of tachtig rond. In de film over Queen komt er een voor, als de band door Amerika toert. En Nasa gebruikte ze om de astronauten naar de lanceerplatforms te rijden.
‘De camper was geverfd, geelachtig en bruin. Hij is van aluminium hè, we hebben hem helemaal gestript. Het is een echte werkcamper, geen showroomcamper. Krasje er op, deukje er in, dat maakt me niet uit. De man die deze heeft ontworpen, zag kamperen als een vorm van leven; niet iets wat je erbij doet. Zo voelen wij dat ook.’
Marjan van Wijngaarden: ‘Onze vorige camper was wat klein, zeker toen Luna werd geboren. We hadden een oude Unimog, we kwamen opbergruimte tekort en we zaten met de camper steeds tegen het gewicht aan dat maximaal is toegestaan. We gingen op zoek en werden verliefd op deze brandweerauto.
‘Bomberos, zo noemen we ’m, Spaans voor brandweerlieden. Het was een originele brandweerauto, de watertank en de pompen zaten er nog in. Jaap werkt in de technische dienst bij een grote broodfabriek, hij is gelukkig heel handig. We zijn twee jaar aan het bouwen geweest, bijna alle vrije uren gingen er in zitten. Het was het dubbel en dwars waard.
‘Op een bijeenkomst voor eigenaren van brandweerautocampers kwamen we Margot en Jeroen van Schieveen tegen. Zij hebben er ook een. We hadden een goede klik. De mannen ook, die zijn allebei technisch en creatief, en onze kinderen zijn even oud.
‘Het grote nadeel van een brandweerauto als camper? Er zijn geen nadelen. Maar als je niet van aandacht en sociaal contact houdt, moet je geen brandweerauto kopen. Iedereen is nieuwsgierig. Overal waar we komen hebben we aanloop.’
Margot van Schieveen: ‘We hebben deze auto om praktische redenen gekocht en we vonden ’m ook mooi. Het is een vierwielaangedreven truck, dat geeft ons de vrijheid om op elk terrein te gaan en staan waar we willen. Een brandweerwagen heeft heel weinig kilometers gereden als je er een koopt van een korps, ze worden gewoon niet vaak gebruikt. En hij wordt ook nog eens zeer goed onderhouden.
‘We hebben de wagen zelf omgebouwd. We hebben allebei een technische achtergrond en affiniteit met techniek. Jeroen heeft in Delft werktuigbouwkunde gestudeerd, ik civiele techniek weg- en waterbouw. Het ombouwen heeft heel wat uren gekost.
‘De achterkant is verhoogd en er is staruimte gecreëerd. We hebben een keukentje en een wc geïnstalleerd en voorin nog een daktent met extra slaapplaatsen. Er zijn zonnepanelen aangebracht zodat we een aantal dagen los kunnen staan en geen externe voorzieningen nodig hebben. In het najaar willen we een aantal maanden op reis gaan naar Zuid-Europa en misschien Marokko.
‘De vrijheid is fijn en we vinden het prettig dat ook de kinderen altijd hun eigen bed bij zich hebben. Hun eigen huisje. Er zijn ook beperkingen. Als je op een camping staat ben je op de fiets aangewezen. Je gaat met een brandweerwagen niet even een dorpje in.’
‘We hebben ’m nu twaalf jaar. Ik riep al wat langer dat een camper leuk zou zijn, het leek me heerlijk om vrij rond te reizen. Peter hoorde dat altijd maar een beetje aan, tot een vriendin die net was gescheiden deze camper verkocht. Ga er gewoon een weekeinde mee op pad, zei ze.
‘Dat was slim. We waren op slag verkocht. Het camperen, die camper, het was heerlijk. Het gevoel werd daarna nog intenser. Het is een koesterend gevoel. De camper is 6 meter lang, niet al te groot dus, maar alles is er. Het roept een veilig, cosy gevoel op, en tegelijkertijd een heel vrij gevoel. Het zijn precies de dingen die je nodig hebt in het leven.
‘Het is een beetje alsof je, als klein meisje in de hut aan het spelen bent. Alles is overzichtelijk. Je hebt het hoognodige bij je, en dat is meer dan genoeg. We hebben ook nooit een tv geïnstalleerd, al die verdovende dingen ontbreken. Ik ga ook veel eerder tekenen, lezen, schrijven of schilderen dan thuis.
‘Peter is twee jaar jaar geleden overleden, hij had alvleesklierkanker. Voor hem was de bus misschien wel nóg heiliger. Hij deed het onderhoud, ik richtte het in en maakte schoon, heel cliché. Als ik terugdenk aan mooie gebeurtenissen met Peter komt de camper er altijd in voor, met onze twee dochters of met z’n tweeën.
‘Het afscheid van Peter vond plaats op camping De Rosenboom in Benschop, een een boerencamping. Iedereen kwam daar naartoe en de kist met Peter stond onder de luifel van de camper. Zo hebben we afscheid genomen. Zo belangrijk was de camper voor ons.’
Erik Rijkeboer: ‘We hebben de camper al 32 jaar. Voorheen was het een politiewagen, donkerblauw met een wit dak. Op beelden van de rellen na de kroning van Beatrix in 1980 in Amsterdam zie je ze rijden. Toen ik 18 was kocht ik voor 300 gulden mijn eerste Volkswagen Kever. Ik ging naar Kever-festivals en kampeerde daar steeds. Gezellig, biertje drinken, je kent het wel. Maar meestal moest ik om 2 uur ’s nachts nog mijn tent opzetten. Toen ik daar genoeg van kreeg, heb ik deze bus gekocht. Sindsdien ga ik met de bus naar de Kever-meetings.
‘Ik heb er een mini-caravan bij gebouwd. Wij kregen kinderen en hadden niet genoeg slaapplekken. Waarom bouw je er niet een bed op wielen bij, vroeg mijn vrouw op een dag. Ik heb een de as van een vouwwagen genomen, een onderstel gemaakt en er een opbouw op geplaatst. Er zit een bed van 2 meter bij 1.40 meter in, daar heb ik dat ding omheen gebouwd.
‘Ik ben wel handig ja, ik geef techniekles op een technische school. Je mag best weten dat ik leerlingen ook iets heb laten doen, na overleg met mijn collega’s natuurlijk. En het materiaal betaalde ik zelf.’
‘Een eigen camper was een lang gekoesterde wens. We hebben een keer een roadtrip door Californië gemaakt met een camper. We werden er meteen verliefd op en zeiden tegen elkaar dat we er ooit zelf een zouden kopen. Door corona is dat ook gebeurd. We konden nergens heen en hadden zeeën van tijd om te klussen.
‘De binnenkant moest worden vernieuwd. We hebben alles eruit gehaald, de wanden, de vloer, alles, en zijn gaan bouwen. Mijn vriend is heel handig, maar niet alles lukte in één keer en een tijdje hield de motor er ook nog eens regelmatig mee op. Inmiddels doet-ie het goed.
‘Met de camper zijn we het land nog niet uit geweest, het duurde ook wel even voordat alles klaar was. We hebben inmiddels zat mooi plekjes in Nederland ontdekt. Zelf kunnen bepalen waar je heen gaat en wanneer, niks hoeven boeken en ergens blijven hangen of juist eerder weggaan, dat spreekt ons enorm aan. Mijn vriend surft graag. Als we bij zee staan kan hij ’s ochtends meteen gaan surfen.
‘Steeds meer jongeren kopen of huren een camper. Zeker hier op Scheveningen staat het vaak vol met campers en omgebouwde busjes van jonge mensen. Vooral in de surfscene zijn campers heel populair. Hup, surfplank op het dak en rijden maar.’